Sensorische informatieverwerking
Heel de dag door komen er allerlei prikkels op ons af. Deze prikkels kunnen wij waarnemen met onze zintuigen. Al deze informatie wordt gefilterd en verwerkt in ons brein, waardoor wij op een goede manier kunnen reageren op de wereld om ons heen. Dit heet sensorische informatieverwerking, en doen wij dus heel de dag.
We kennen allemaal de zintuigen horen, zien, voelen, proeven en ruiken. Maar er zijn ook nog zintuigen die je niet aan de buitenkant kunt zien, zoals je evenwichtsorgaan, je spiergevoel en je vermogen om dingen als honger en dorst te kunnen voelen.
Al deze zintuigen werken samen en geven ons zo alle informatie die we nodig hebben. Ze laten ons bijvoorbeeld weten wanneer we veilig de weg over kunnen steken en zorgen ervoor dat we een trap op kunnen lopen, zonder naar onze voeten te hoeven kijken. Voor kinderen is een goede sensorische informatieverwerking nodig om te kunnen spelen, sporten en leren.
Wanneer je zintuigen niet zo goed samenwerken of wanneer het filteren van alle informatie niet goed gaat, kun je spreken van een sensorisch informatieverwerkingsprobleem. Bij een kind met een probleem in de sensorische informatieverwerking, komen prikkels sterker binnen, of juist minder sterk. De wereld om hen heen wordt hierdoor rommelig waargenomen. Hierdoor reageert het kind anders op zijn of haar omgeving. Dit kan door anderen worden ervaren als vreemd of storend gedrag, maar in werkelijkheid krijgt het kind informatie over de wereld anders binnen.
Een probleem in de sensorische informatieverwerking kan er onder andere voor zorgen dat:
- Je kind moeite heeft met opletten in de klas
- Je kind niet stil lijkt te kunnen zitten
- Je kind aan het eind van de dag “uitbarst”
- Je je kind moet “aanslingeren” voordat het iets gaat doen
- Je kind moeite heeft met zindelijk worden
- Je kind een moeilijke eter is
- Je kind niet kan slapen
- Je kind heel druk is, of juist te rustig
Samen met het kind, ouders en school ga ik kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat het kind kort gezegd gedurende de dag de juiste hoeveelheid aan prikkels krijgt, zodat het beter kan functioneren. Soms moeten we manieren vinden om prikkels toe te voegen, soms moeten we juist prikkels verminderen of vervangen door iets anders. Dit is per kind, maar ook per zintuig verschillend en zal ik dus eerst goed onderzoeken. Daarnaast ga ik met het kind oefenen, zodat het kind bepaalde prikkels beter aankan of juist beter gaat waarnemen.